Alles verandert, behalve mensen

Rijksconsultant Els Broekhuijzen kijkt terug op bijna 40 jaar werken bij de Rijksoverheid. Een gesprek over de ontwikkeling van project- en programmamanagement, het verlies van VROM en het naspelen van een crisissituatie bij kerncentrale Borssele.

Els Broekhuijzen

In 1985 was Els Broekhuijzen klaar met haar studie biologie en ging ze aan de slag bij milieubeheer bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Daar werkte ze twaalf jaar in beleidsfuncties, met name in het vakgebied van milieugevaarlijke stoffen. In 1998 startte ze met interimwerk. Projectmanagement lag haar beter dan puur beleidswerk, maar eenzaam was dat soms wel. ‘Ik moest alles zelf uitzoeken wanneer ik met een opdracht begon: waar ik moest zitten, bij wie ik moest zijn. Een mens heeft maatjes nodig op het werk.’ Die vond ze in 2002 bij Interim Management VROM.

Nu met maatjes

In 2011 gingen de beleidsterreinen van VROM op in meerdere andere ministeries. Het verdwijnen van VROM is voor Els de grootste frustratie van haar zakelijk leven. “Wij keken naar de hele inrichting van Nederland voor de lange termijn en VROM had een zelfstandige stem in het kabinet. Nu is die blik versnipperd en ondergeschoven bij andere belangen.” De club projectmanagers waar Els bij hoorde zou ook worden opgedeeld. ‘We hebben gevochten om bij elkaar te blijven. Dat is gelukt.’

Tussen 2011 en 2022 maakte dat team meerdere fusies en herindelingen mee. Ze werkten bij Interim Management Rijk, Bureau Management Rijk, ICG (Interim Coaching en Gateway) en nu Rijksconsultants. ‘We kwamen met twintig man van VROM en zijn nu met zo’n 70 vaste medewerkers en een actieve flexibele schil van zo’n 25 mensen. Ik heb maatjes, keuze uit opleidingen, opdrachten komen binnen en ik mag kiezen. Heerlijk is dat, want ik houd niet van mezelf verkopen. En als je als consultant niet matcht met een opdracht of opdrachtgever, dan zijn er nog bijna honderd collega’s die mogelijk wel passen.’

‘Een mens heeft maatjes nodig op het werk.’

Altijd iets nieuws

Nog steeds is Els niet uitgekeken op de Rijksoverheid, ook al heeft ze op talloze departementen en afdelingen gewerkt. ‘Ik werkte het liefst op plekken die ik niet kende. Ik wil op een klus iets nieuws leren en iets nieuws zien.’ Haar voorkeur ging uit naar projecten van 12 tot 18 maanden. Els’ kracht is dat ze snel doorziet wat er speelt, de vinger op het knelpunt legt en analyseert hoe het proces moet worden aangestuurd en wat de risico’s zijn. ‘Dat ga ik dan organiseren. En verder is het de boel op koers houden en de opdrachtgever in zijn rol houden.’  

Van projectmatig werken tot scrum

Els’ begintijd bij VROM viel samen met de opkomst van projectmatig werken, dat bij beleidskwesties nog in de kinderschoenen stond. Els herinnert zich dat van alles een project werd gemaakt. ‘Daar sloegen we als overheid een beetje in door.’ Toen kwam de Britse overheid met kenmerken van succesvolle overheidsprojecten: PRINCE en PRINCE II. ‘Lekker blauw, lekker technisch, heel veel tools en echt een verbetering.’

Eind jaren negentig deed projectmatig creëren zijn intrede, dat veel meer keek naar de mensen en de relaties. ‘Een goed team is goud,’ vat Els het samen. Deze tegenbeweging op het “blauwe” PRINCE werd tien jaar later aangevuld met competentiegericht projectmanagement. Els: ‘De gedachte hier is dat een project altijd een verandering is. Projectmanagers moeten dus bepaalde competenties hebben.’ Na de nadruk op leiderschap kwam een aantal jaren geleden het incrementeel werken in zwang. Els: ‘Dat is de agile-en-scrumtechniek van telkens kleine dingen maken in nauwe samenwerking met de omgeving, maar wel met het einddoel voor ogen.’ Het vak heeft een ontwikkeling doorgemaakt, zegt Els en dan, lachend: ‘Alleen mensen veranderen niet!’

‘Ik werkte het liefst op plekken die ik niet kende. Ik wil op een klus iets leren en iets nieuws zien.’

Geslechte muren

Nu is dat niet helemaal waar, want in de jaren tachtig had ieder departement en zelfs ieder directoraat-generaal dikke muren om zich heen. Dat is wel echt anders geworden, zegt Els. ‘Mensen werken veel makkelijker samen, stappen makkelijker naar elkaar toe, ook tussen departementen.’ Ze ziet ook dat het intern opdrachtgeverschap professioneler is geworden en extern opdrachtgeverschap zakelijker, door de inkooporganisaties. ‘En daarmee helaas ook bureaucratischer.’

Crisis in Borssele

Het project dat Els het meest is bijgebleven, was vanwege de combinatie enorm leuk en ontstellend ingewikkeld. Het Nationaal Crisiscentrum organiseert iedere twee jaar een nationale crisisoefening. Iedereen in de crisisorganisatie, van hulpverlener tot en met minister, oefent wat er gebeurt wanneer dingen misgaan. Els kreeg de opdracht als projectleider de oefening “Indian Summer” te organiseren, die in oktober 2011 zou spelen. Voor het eerst was het een tweedaagse oefening en de nadruk zou liggen op crisiscommunicatie. Haar crisis: een ongeluk in de kerncentrale van Borssele. De deelnemers wisten alleen het onderwerp, maar hadden verder geen idee wat hen stond te wachten.

Aan deze oefening deden acht ministeries mee, de veiligheidsregio’s Zeeland en West-Brabant, de Vlaamse overheid, bedrijven in de regio en natuurlijk de kerncentrale Borssele. Daarachter stonden nog een tiental adviserende organisaties, waaronder het KNMI. De crisisorganisatie telde in totaal 700 mensen, en met al die partijen moest worden overlegd en afgestemd.

De nationale crisisoefening was een bestuurlijke kantooroefening, maar tijdens deze Indian Summer reden daadwerkelijk meetauto’s van brandweer, RIVM en defensie door de regio. Zij simuleerden de waarden van radioactieve straling, gebaseerd op actuele weersomstandigheden. Een team van honderd mensen was de tegenspeler van de crisisorganisatie: zij speelden het scenario uit en simuleerden de reactie van de buitenwereld. 

Alsof dat niet voldoende complex was, bleek ook de echte wereld ingewikkeld. De agenda’s waren al lang, lang van tevoren geblokkeerd. Maar 2011 was het jaar van de grote herindeling. Het deel van VROM dat over kernenergie ging, was opgegaan in het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Maxime Verhagen was toen de minister van dat departement en voorzitter van de ministeriële crisiscommissie. Maar de Tweede Kamer plande de begrotingshandeling van EZK op dezelfde dagen als de crisisoefening. ‘Ongekend, maar we hebben de Kamer gevraagd of ze konden verschuiven,’ lacht Els. Dat kon, bij grote uitzondering. Maar er was meer.

Met de departementale herindeling verschoof de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van Binnenlandse Zaken naar Justitie en Veiligheid. De verantwoordelijkheid voor een crisis in de kerncentrale Borssele ging over naar de burgemeester van Middelburg, als hoofd van de recent opgerichte veiligheidsregio. De burgemeester van Borssele had moeite met loslaten en de Commissaris van de Koningin in Zeeland moest eraan te pas komen om de boel in goede banen te leiden. Bij al die bestuurlijke veranderingen moesten de nieuwe rollen en verantwoordelijkheden in rap tempo worden vastgelegd; het had geen zin om drie maanden voor de overgang de oude situatie te oefenen. De apotheose: de zeebeving en tsunami in Japan, met de kernramp in Fukushima tot gevolg. Dit maakte heel duidelijk waarom de crisisoefening nodig was, maar legde tegelijkertijd een zware last op de Eenheid Planning en Advies nucleair (EPAn) die dat jaar een recordaantal overuren draaide.

Het is allemaal gelukt, zegt Els. ‘We hadden goed afgesproken wat we wilden oefenen, waar we druk wilden zetten. We hadden ingezet op crisiscommunicatie en we hebben de persvoorlichters helemaal gek gemaakt. We hadden journalisten, twee cameraploegen, we gebruikten Twitter, maakten TV-journaals met interviews met Kamerleden, bezorgde burgers en deskundigen die het beter wisten, zetten krantenberichten op en stelden Kamervragen. We hadden een burgerpanel met echte burgers uit Zeeland die de communicatie vanuit de crisisorganisatie beoordeelden. Wisten zij waar wat er aan de hand was? Waar zij heen moesten? We hebben alles redelijk realistisch nagebouwd. Het was een geweldige opdracht, uitgevoerd met een leuk en vrij klein team. En we hebben heel veel gelachen, dat is echt belangrijk.’